Hoofdstuk 6 van 9
In uitvoering

Hoofdstuk 6 – De route van de interventionist

Reflectieoefening: Contracteren

Kijk of er een recente opdracht of aanvraag voor begeleiding is die je kunt gebruiken om te onderzoeken of je een vernieuwend, meer impactvol of duurzaam traject zou kunnen voorstellen dan alleen de oplossing bieden waar de opdrachtgever in eerste instantie om vraagt.

Contracteren onderzoek:

  • Verwoord voor jezelf de vraag vanuit je opdrachtgever;
  • Wat heb je al waargenomen als het gaat over eigenaarschap van het traject: waar in het systeem wordt de werkelijke last en behoefte tot ontwikkeling gevoeld? Is dat ook de plek waar jij gevraagd wordt te begeleiden?;
  • Welke interactiepatronen heb je waargenomen in de eerste contactmomenten? Hoe ervaar je de verbinding met jou als interventionist en wat neem je waar tussen de leden van het taaksysteem waarmee je al in contact bent geweest?;
  • Wat voel je in de onderstroom in relatie tot het eigenaarschap en jouw rol als interventionist gebeuren: wat is het impliciete appel op jou?;
  • Als je kijkt naar de vraag: wordt er eigenlijk gevraagd naar een quick fix, of merk je dat er bereid is te investeren in een duurzaam leertraject?;
  • Waar zit in de vraag aan jou de isomorfie? Dus: wat herhaalt zich ook op andere lagen van de organisatie?;
  • Neem een mijmerende houding aan: lekker ontspannen, naar achter geleund, benen op tafel. Stel jezelf de vraag: op welke laag in de organisatie zou ontwikkeling de meeste impact hebben. Zitten we dan nu op het juiste niveau, of zou een traject of interventie op een andere laag moeten plaatsvinden?

Praktijkoefening: Spiegelen van dynamiek

  • Maak een lijst van interactiepatronen die je hebt waargenomen in een recentelijke bijeenkomst met een van de taaksystemen waarmee je werkt;
  • Probeer per patroon een interventiedriehoek te maken. Schrijf het voor jezelf op zodat je je oefent in het kijken en benoemen van dynamiek;
  • Let op dat je geen labelende taal gebruikt en niet benoemt wat er niet is. Benoem wat je gedragsmatig kunt waarnemen;
  • Neem je voor bij elk volgende bijeenkomst minimaal 2 keer een interventiedriehoek te gebruiken.

De interventiedriehoek heeft drie ingangen:

  1. Het hier-en-nu;
  2. Patroonherkenning;
  3. Het effect op het gewenste resultaat (taakdoel in de bovenstroom) of onderlinge samenwerking (interactie van de onderstroom).